“Er bestaat niet één definitieve definitie van religie die door geleerden algemeen geaccepteerd wordt.” Terwijl we deze bewering van Bryan Ronald Wilson en anderen delen, geven we er de voorkeur aan om hieronder de belangrijkste factoren van religie te verwoorden in plaats van een algemene definitie. Het lijkt mogelijk het verschijnsel, dat gewoonlijk “religie” genoemd wordt, te benaderen vanuit vijf invalshoeken die gevonden worden in alle geletterde en ongeletterde samenlevingen die tot nu toe bestudeerd konden worden. Dit vergelijkend religio-fenomenologische model is uitgebreider gepresenteerd en in de praktijk gebracht in Juha Pentikäinen’s monografie (een verhandeling over één onderwerp) “Oral Repertoire and World View” (Academia Scientiarum Fennica, FFC Nr. 219, Helsinki 1978):
1. De cognitieve dimensie van religie omvat de bewuste, intellectuele factoren, zoals hun beeld van het universum en de wereld, hun waardesysteem, hun geloof in het bestaan van het “bovennatuurlijke”, dat wil zeggen één of meer goden of andere “bovennatuurlijke” figuren en krachten die verondersteld worden over hun noodlot, behoeften en waarden te waken. Het is typerend voor religies, dat ze in stand blijven door tradities die van de ene op de andere generatie of van volk naar volk doorgegeven worden, met inbegrip van vertellingen, mythologieën en geloofsovertuigingen over het “andere”.
Wat hun bronnen betreft, kan een belangrijk onderscheid gemaakt worden tussen geletterde en ongeletterde religies. De in mondelinge vertellingen vervatte mythologieën van de ongeletterde culturen, de zeer geschematiseerde theologische dogma’s van de canonieke teksten van de “boek religies” en het stelsel van religieuze filosofieën, hebben echter allemaal deze dimensie van religie. Ze is vaak uitgedrukt in bondig geformuleerde “credo’s” die in het openbaar beleden werden door de aanhangers in de missies van zulke bewuste missionaire religies als vooral het christendom, de islam en het boeddhisme.
2. De genegenheid of het emotionele niveau verwijst naar religieuze gevoelens, houdingen en ervaringen. De Mens voelt gewoonlijk dat hij of zij afhankelijk is van iets bovennatuurlijks en voelt daar tegelijkertijd een bepaalde band mee. Een religieuze ervaring is een staat van interactie tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke, een staat waarin een religieus iemand, of beter gezegd, traditie die via hem handelt, een ontmoeting bewerkstelligt met een van de bovennatuurlijke figuren of krachten die zijn/haar religieuze overtuigingen beheersen.
3. Het conatieve of gedragsaspect in religie wordt op het niveau van handelen gezien als een vorm van gedrag. Dit omvat riten, sociale gebruiken, zoals offers, gebeden, betoveringen en spreuken, met behulp waarvan een persoon, een groep of een samenleving door traditionele methoden een bepaald soort spirituele vereniging of verbinding met hun bovennatuurlijke figuren kan bereiken.
Een ander belangrijk deel van de conatieve dimensie houdt verband met morele normen. Naast rituelen en erediensten, veronderstellen religies gewoonlijk een bepaald ethisch gedrag. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk door het naleven van bepaalde normen, zodat de geldende waarden bereikt kunnen worden, de door de religie beloofde beloningen verkregen en de mogelijke bestraffingen voor overtreding van de normen en taboes vermeden kunnen worden.
4. De sociale factor vormt een fundamenteel onderdeel van elke religie. Religie veronderstelt gewoonlijk het bestaan van een groep of een vereniging wiens plicht is om over de religieuze visie van de volgelingen te waken, om samen bepaalde taken uit te voeren en ook om de cultische en ethische gedragingen van de gelovigen te controleren.
Op grotere schaal, soms zelfs als staat, of in kleine groepen, werken de leden van deze verenigingen samen om hun gezamenlijke doelen, die hen door hun gezamenlijke religie in deze wereld of in “de andere” wereld zijn opgedragen. Hoewel religieus gedrag zelfs tegenwoordig zeer sociaal en gecontroleerd is, lijken de gevestigde religies veel van hun vroegere belangrijkheid te verliezen. In plaats daarvan wordt de privacy van onbewuste en niet-gevestigde religiositeit benadrukt, en veel van de functies van de gevestigde kerken worden dus vervangen door minder formele culten.
5. Bij alle religies is het culturele niveau een vaak over het hoofd geziene maar zeer beïnvloedbare en veelomvattende factor. Dit wordt vooral duidelijk in de afhankelijkheid van religie, zowel in tijd en ruimte, van de ecologische, sociale en culturele omgevingen waarin de respectievelijke religies worden uitgeoefend.
Taal en etniciteit zijn de twee belangrijkste variabelen van “religies als culturen”. Er moet vooral rekening worden gehouden met het feit dat “religie” voor veel mensen meer een “speciale manier van leven” of “levensstijl” betekent dan welke dogmatische belijdenis of afhankelijkheid van enig geloof dan ook. In de moderne wereld worden de bewuste nationale, etnische en regionale variabelen van zelfs de zogenoemde “wereldreligies” belangrijk wanneer mensen hun religio-socio-culturele identiteit terugvinden na emigratie naar nieuwe milieus, als vluchtelingen in hun nieuwe gastlanden en omgevingen of van plattelandssamenlevingen naar de stedelijke wereld, als immigranten in de straten en getto’s van de metropool van de derde wereld.
De conclusie van ons nauwkeurig onderzoek is dat het begrip “religie” eerder ontdaan moet worden van haar theoretische en westerse bijbetekenissen dan de grote verscheidenheid van het globale verschijnsel te dwingen om de definitie te accepteren waar ze niet in past.
We zullen een algemene beschrijving van de achtergrond en de religieuze doctrine en praktijken van Scientology geven en Scientology dan beoordelen volgens de vijf dimensies van religie die we hebben vastgesteld.