De Verenigde Naties, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de daarmee samenhangende regionale lichamen hebben reeds lange tijd het belang erkend van rechtspersoonlijkheid en entiteitstructuur voor religieuze organisaties als onderdeel van hun recht op vrijheid van religie of overtuiging.
Wanneer het recht op vrijheid van religie of overtuiging wordt bediscussieerd, is het waarschijnlijker dat men denkt aan het recht van het individu om te geloven en geloofsopvattingen te uiten via verering, onderwijs, naleving en praktijk. Maar bij nader inzien kunnen individuen niet volledig hun recht op religieuze vrijheid genieten, tenzij hen wordt toegestaan om wettelijke structuren te vormen en teneinde hun religieuze gemeenschappen te leiden.
Wetten en regels voor het tot stand brengen, het functioneren, registreren en erkennen van religieuze gemeenschappen zijn het levensbloed van religieuze gemeenschappen. Zonder enige vorm van status als juridische entiteit, kan een religieuze gemeenschap zich niet bezig houden met de meest elementaire handelingen, zoals het bezitten of huren van een plek voor erediensten, het gebruiken van een bankrekening, het aannemen van personeel, het aangaan van overeenkomsten voor diensten, publiceren en dissemineren van religieuze teksten en het tot stand brengen van educatieve en maatschappelijke hulpverlening.
Wetten met betrekking tot aanvragen van rechtspersoonlijkheid moeten zodanig worden gestructureerd dat zij de vrijheid van religie of overtuiging waarborgen. Op zijn minst zou toegang tot de fundamentele rechten in verband met de rechtspersoonlijkheid probleemloos beschikbaar moeten. [28] Staten moeten ervoor zorgen dat de procedures voor rechtspersoonlijkheid en religieuze registratieprocedures snel, transparant, fair, allesomvattend en niet-discriminerend zijn. [29]
Ontzegging van toegang tot zo’n status vertegenwoordigt een ernstige en ongeoorloofde belasting van het recht op vrijheid van religie. [30] Dat is de reden dat wetten en regels ter oprichting en registratie van religieuze organisaties een belangrijke maatstaf vormen voor het beoordelen van de conditie van religieuze vrijheid in een bepaalde Staat.
In vele gevallen zijn dergelijke wetten door de Staat gebruikt als wapen om religieuze gemeenschappen in te perken in plaats van religieuze vrijheid mogelijk te maken. Wetten die religieuze registratie eisen en die strafrechtelijke sancties voor niet-geregistreerde religieuze activiteit opleggen zijn draconische methoden die worden gebruikt door Staten om religieuze vrijheid te onderdrukken en schenden de mensenrechten.
Dergelijke methoden worden zonder uitzondering veroordeeld door het VN-Mensenrechtencomité, [31] de VN-rapporteur voor Religieuze Vrijheid, [32] het OVSE Panel van Religieuze Experts in overleg met de Commissie van Venetië, [33] de Europese Unie [34] en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. [35]
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft vastgesteld dat een weigering door de staat de status van rechtspersoon toe te staan aan een vereniging van personen, religieus of anderszins, neerkomt op een verstoring van de uitoefening van het recht op vrijheid van associatie. In het geval waar de organisatie van een religieuze gemeenschap van belang is, is een weigering om die te erkennen als rechtspersoon ook gebleken neer te komen op een verstoring van het recht op vrijheid van religie zoals dat wordt uitgeoefend door zowel de gemeenschap zelf als haar individuele leden. [36]
Het OVSE Panel van Religieuze Experts in overleg met de Commissie van Venetië heeft extra probleemgebieden op het gebied van religieuze registratie en het vormen van een rechtspersoonlijkheid geïdentificeerd, die moeten worden aangepakt om vrijheid van religie of overtuiging mogelijk te maken:
- Individuen en groepen zouden vrij moeten zijn hun godsdienst te belijden zonder registratie als ze dat wensen;
- Hoge minimale vereisten voor lidmaatschap zouden niet mogen worden toegestaan met betrekking tot het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid;
- Het is niet juist een langdurig bestaan in de staat te verlangen vóór inschrijving is toegestaan;
- Andere excessief zware beperkingen of vertragingen voor het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid zouden in twijfel moeten worden getrokken;
- Bepalingen die overmatige vrijheid van handelen van de kant van een overheid bij het geven van goedkeuring horen niet te worden toegestaan;
- Officiële vrijheid van handelen bij beperkende maatregelen tegen religieuze vrijheid, hetzij als gevolg van vage bepalingen of anderszins, dienen zorgvuldig te worden beperkt;
- Interventie in de interne religieuze zaken door het intensief onderzoeken van de kerkelijke structuren, het opleggen van bureaucratische herzieningen of beperkingen ten aanzien van religieuze afspraken en dergelijke, dienen niet te worden toegestaan,
- Bepalingen die werken met terugwerkende kracht of die geen bescherming bieden tegen de gevestigde belangen (bijvoorbeeld door te eisen dat religieuze entiteiten onder nieuwe criteria zich opnieuw moeten laten inschrijven) moeten in twijfel worden getrokken,
- Er moet afdoende overgangsbeleid worden gegeven wanneer nieuwe regels worden geïntroduceerd; en
- In overeenstemming met de principes van autonomie, hoort de Staat niet te beslissen dat een bepaalde religieuze groep ondergeschikt zou moeten zijn aan een andere religieuze groep of dat religies moeten worden opgebouwd volgens een hiërarchische structuur. (Een geregistreerde religieuze entiteit mag geen veto kunnen uitspreken over de registratie van een andere religieuze entiteit.) [37]
[28] Richtlijnen voor Herziening van de Wetgeving met Betrekking tot Religie of Overtuiging, Voorbereid door het OVSE/ODIHR Panel van Experts in Vrijheid van Religie in Overleg met de Commissie van Venetië op 16.
[29] Rapport van de Speciale VN Rapporteur voor Vrijheid van Godsdienst of Overtuiging, ¶ 25, HRC 19/60, 22 december 2011.
[30] Vrijheid van Godsdienst of Overtuiging: Wetten die de Structurering van Religieuze Gemeenschappen Beïnvloeden, de OVSE Review Conference, september 1999.
[31] Comité voor Mensenrechten lijst van Onderwerpen, Kazachstan, CCPR/C/Kaz/Q/1, 2 september 2010.
[32] Rapport van de Speciale VN Rapporteur voor Vrijheid van Godsdienst of Overtuiging, ¶ 25, HRC 19/60, 22 december 2011.
[33] Zie bijvoorbeeld de OVSE en Commissie van Venetië Richtlijnen op 16.
[34] EU Richtlijnen op ¶ 40-41.
[35] Zie bijvoorbeeld Metropolitaanse kerk van Bessarabia v. Moldavië, (App. 45701/99), 2001, Scientology Kerk van Moskou v. Rusland (App. 18147/02), 2007.
[36] Jehova’s Getuigen van Moskou v. Rusland ¶ 101-102 (App. 302/02), 10 juni 2010.
[37] Zie OVSE en Commissie van Venetië Richtlijnen op 16-17.