Ik behaalde mijn bachelor filosofie en politieke wetenschappen cum laude (1964) aan het Concordia College in Moorhead, Minnesota, Verenigde Staten. Mijn bachelor theologie cum laude (1967) is van de Harvard Divinity School van de Harvard Universiteit in Cambridge, Massachusetts, Verenigde Staten. Ik haalde mijn master in speciale religieuze studies (1972) aan het Institute of Christian Thought, Universiteit van St. Michael’s College aan de Universiteit van Toronto, in Ontario, Canada, waar ik tevens promoveerde (1976). Mijn proefschrift was getiteld “History and Eschatology in Jonathan Edwards: A Critique of the Heimert Thesis” [Geschiedenis en eschatologie in Jonathan Edwards: Een kritische analyse van de Heimert these].
Ik heb college gegeven aan het Concordia College in Moorhead, Minnesota (zomer 1966), de Lutherse Universiteit in Waterloo, Ontario (1967–1969), de Universiteit van Windsor in Windsor, Ontario (zomers van 1972 en 1973), de dependance van de Universiteit van Toronto, Ontario (1972), en sinds 1973 aan het Renison College van de Universiteit van Waterloo in Ontario. Ik ben hoogleraar theologie en culturele wetenschappen aan het Renison College van de Universiteit van Waterloo, waar ik ook buitengewoon hoogleraar sociale ontwikkelingswetenschap ben. Sinds 1982 maak ik deel uit van de ondersteunende faculteit van het Consortium voor Reformatorische Geschiedenis van de Universiteit van Waterloo en de Universiteit van Guelph. Ik was decaan van de faculteit theologie van de Universiteit van Waterloo (1987–1993) en momenteel heb ik zitting in de examencommissie voor de master theologie aan de Universiteit van Waterloo.
Ik heb ook gastcolleges gegeven aan de Universiteit van Cambridge in het Verenigd Koninkrijk (1980), het Indian Institute of Islamic Studies in New Delhi, India (1986), het Dr. S. Radhakrishnan Instituut voor voortgezette studie in filosofie aan de Universiteit van Madras in India (1987), de Hamdard Universiteit in New Delhi, India (1993), en de Universiteit van Nairobi in Kenya (1994). Verder heb ik gastcolleges gegeven aan talloze universiteiten in Azië, Afrika, Latijns-Amerika en Europa.
Ik ben auteur van vier theologische boekwerken: To Whom It May Concern: Poverty, Humanity, Community [Voor wie het aangaat: Armoede, Menselijkheid, Gemeenschap], (Philadelphia, 1969), A World Broken By Unshared Bread, [Een wereld verdeeld door ongedeeld brood] (Genève, 1970), Religion in a New Key [Religie in een nieuwe gedaante] (New Delhi, 1992) en Jonathan Edwards’ Grammar of Time, Self, and Society [Jonathan Edwards’ beginselen van Tijd, Ego en Samenleving] (Lewiston, NY, 1993). Ik heb ook (alleen of samen met anderen) de eindredactie gedaan van nog eens twaalf theologische boekwerken, waaronder: Exploring Unification Theology [Verkenning van de Verenigingstheologie] (New York, 1978), God: The Contemporary Discussion [God: de moderne discussie] (New York, 1982), The Many Faces of Religion and Society [De talloze gezichten van religie en de samenleving] (New York, 1985), Eugen Rosenstock-Huessy: Studies in His Life and Thought [Eugen Rosenstock-Huessy: Onderzoek naar zijn leven en ideeën] (Lewiston, NY, 1986), Interreligious Dialogue: Voices for a New Frontier [Inter-religieuze dialoog: Stemmen voor een nieuwe horizon] (New York, 1989) en Pluralism, Tolerance, and Dialogue [Pluralisme, Tolerantie en Dialoog] (Waterloo, 1989). Samen met Doris Jakobsh heb ik A Canadian Interfaith Directory samengesteld (Waterloo, 1993). Ik heb meer dan veertig wetenschappelijke artikelen geschreven, waaronder “Faith and History in Grant’s Lament”, “Media Ethics”, “Cinema, Religion, and Popular Culture”, “Sin and Society”, “The Consolations of Philosophy”, “New Religions: Issues and Questions”, “Towards a Grammar of the Spirit in Society”, “Interreligious Dialogue and Understanding”, “The Purposes of Christ: Towards the Recovery of a Trinitarian Perspective”, “From ‘De’ to ‘Re’ or Does the ‘Future of Ontotheology’ Require the Recovery of the Experience/Sense of Transcendence?”, “The Kumbha Mela: A Festival of Renewal”, en “To Hear the Stars Speak: Ontology in the Study of Religion”. Mijn publicaties bestrijken een breed terrein van religie en cultuur, maar kunnen worden onderverdeeld in de volgende categorieën: I. Theologie en Ethiek, II. Religie in Noord-Amerika, III. Nieuwe Religieuze Bewegingen, en IV. Interreligieuze Dialoog.
Ik geef al meer dan vijfentwintig jaar college theologie. Op het Renison College, aan de Universiteit van Waterloo, geef ik regelmatig college over de zoektocht naar religie, de wetenschappelijke studie van religie, de geschiedenis van het christelijke denken en interreligieuze ontmoeting en dialoog, waarin de vergelijkende, historische, en sociologische werkwijzen worden gehanteerd die bij de wetenschappelijke benadering van religie gebruikelijk zijn. Daarnaast geef ik af en toe colleges over religie en politiek, religie en literatuur en religie en film, en ik heb colleges gegeven over sekten, cultussen en nieuwe religieuze bewegingen. Ook heb ik colleges voor promovendi gegeven over het christendom en wereldreligies.
Ik ben al heel lang lid van de Canadian Society for the Study of Religion, de American Academy of Religion, de Canadian Theological Society, de Society for Values in Higher Education, de Royal Asiatic Society, en de Society for Buddhist Christian Studies. Tevens ben ik adviseur geweest van vooraanstaande internationale en interreligieuze conferenties, waaronder de Wereldraad van Kerken (1985, 1990, 1992).
Als religie- en cultuurwetenschapper houd ik mij al sinds halverwege de jaren 70 bezig met onderzoek naar nieuwe religieuze bewegingen. Ik wilde inzicht krijgen in de oorsprong, geloofsovertuigingen en rituelen van deze nieuwe bewegingen, alsmede hun relatie tot de cultuur van de samenleving in bredere zin. (Veel van deze religies zijn niet “nieuw” in werkelijke zin, maar wel nieuw voor de Noord-Amerikaanse samenleving.) Daarnaast was ik geïnteresseerd in, en ook wel wat geamuseerd door de vaak aan hysterie grenzende reacties die de nieuwe religieuze bewegingen bij delen van de bevolking teweeg brachten. Ik heb uitgebreid veldonderzoek verricht bij diverse nieuwe religieuze gemeenschappen in Canada, de Verenigde Staten en India.
Wat betreft de Scientology Kerk: ik kwam voor het eerst in aanraking met deze nieuwe religieuze gemeenschap halverwege de jaren 70. In die tijd ontmoette ik leden van de Scientology Kerk in Toronto en in Kitchener, Ontario. Ik was aan het einde van de jaren 70 en in het begin van de jaren 80 in de gelegenheid een aantal bijeenkomsten bij te wonen, waar leden van de Scientology Kerk en religieuze wetenschappers tezamen kwamen om de fundamentele geloofsovertuigingen en praktijken van Scientology te bespreken. Ik heb ook een aantal leden van Amerikaanse en Britse afdelingen van de kerk ontmoet. Ik heb uitgebreide gesprekken gevoerd met leden van de kerk over hun ervaring van Scientology en de invloed daarvan op hun leven. Tot op de dag van vandaag heb ik nog steeds af en toe contact met enkele Canadese leden van de kerk. Ik heb de Scientology Centra in Kitchener en aan de Yonge Street in Toronto bezocht. Sinds halverwege de jaren 70 heb ik veel van de grotere publicaties van de Scientology Kerk gelezen, waaronder Dianetics: De Leidraad voor het Menselijk Verstand, Het Scientology Handboek, Wat is Scientology?, en De Scientology Religie. Daarnaast heb ik publicaties van de kerk gelezen over hedendaagse sociale thema’s, zoals drugsmisbruik, geestelijke gezondheidszorg en vrijheid van religie. Ik heb wetenschappelijke artikelen en boeken over de Scientology Kerk gelezen, voornamelijk geschreven door godsdienstsociologen.